Stefan Zweig

Tot mijn verrassing dit weekend in de Volkskrant een groot stuk over Stefan Zweig, die in ons land ten onrechte bijna werd doodgezwegen. Alleen zijn schaaknovelle bleef op lijsten staan. Wikipedia schrijft: “Die Welt von Gestern”, de kort voor zijn zelfmoord geschreven autobiografie van Stefan Zweig, wordt vandaag de dag gezien als een van de meest treffende en best geschreven tijdsbeelden van de periode 1900-1940.

Ik heb de vertaling omstreeks 1980 gelezen en was er kapot van. Zweig heeft een beeldende pen, kan schoonheid en vernietiging in één alinea samenballen. Gepaste afstand en emoties vloeien moeiteloos dooreen. Ik las “De wereld van gisteren” ademloos uit, leende het boek aan weet-ik-wie en kreeg het nooit terug. Ik wilde het kopen maar het was niet meer te bestellen; werd nooit meer gedrukt. Schande!

Ik was zo gelukkig een tweedehands exemplaar te bemachtigen en leende dit opnieuw aan iemand uit. Had ik niet moeten doen. Nooit meer teruggezien. Maar er komt, volgens de Volkskrant, verandering in want Zweig raakt ‘in de mode’. Ik houd niet van modes, maar schaf het me aan. Maar laat niemand me vragen om het te mogen lenen!

IJs is vies

Net de was opgehangen. Volgens de app ‘Regenmelding’ stevent er in volle vaart een fikse onweersbui op ons af. Altijd hetzelfde met mijn was.

Dat een mens zo vrolijk kan worden van 2 eitjes. Van respectievelijk 23 en 26 gram. Je kunt er nog geen holle kies mee vullen.

IJs is vies tegenwoordig. Waar kun je nog een ijsje kopen dat gewoon kan smelten? Wat was er nou leuker aan een ijsje dan van het hoorntje de zakkende druppels aflebberen? Of de hoorn uitzuigen nadat je er eerst het puntje vanaf had gebeten? Of de nijd van je moeder als je van top tot teen plakkend en lekkend stond te genieten? Kinderen van tegenwoordig kennen dit niet meer. Allemaal commercie. De omzet is groter nu zelfs een baby van 1 knoeiloos een ijsje kan eten.

En dan die bakken prefab van Hertog of eigen merk. Alles vol stijfsel of gelatine zodat het wel zacht blijft maar niet smelt. Wel eens een bak vergeten in de diepvries terug te zetten? Het gore schuimende stijfsel dat dan overblijft? En dan de fabrikanten ook nog denken dat je het conservaat niet proeft door het ons als ‘room’ te slijten. Gelatine is niet smaak- of reukloos. In geleien is het lekker, maar echt niet in ijs.

Bij de kersenboer een kersen-likijsje gekocht. Hoorntje werd niet zacht. IJs wilde niet over de randen druppen. IJs was hapbaar zacht en weigerde te smelten, ook al hield ik het in de zon. Het smaakte naar kersen met gelatine en smolt niet op de tong. Ik zat achter het stuur en knoeide niet. Ik kreeg er geen plakhanden van. Tijd om weer eens naar de Italiaan te gaan of mijn eigen sorbets te maken en dan met handen en voeten te smullen.

We happen alles weg voor zoete troep zonder nog te proeven wat we eten.

Mooi koningsdagconcert

Heleen had me getipt. Mijn twee favorieten samen op het podium. De Holland Baroque Society en Eric Vloeimans. Die zijn al vaker samen opgetreden en harmoniëren wonderwel. Er zijn mensen die vinden dat Vloeimans zich bij zijn leest moet houden (welke deze ook wezen mag). Ik noem hem grenzeloos veelzijdig en volop in ontwikkeling. Ik was al fan nog voor hij populair werd. Hij beheerst het hele scala van jazz tot barok, van loeihard tot minuscuul gefluister. En daarbij draagt hij altijd hemden, sjaals en schoenen die me vrolijk maken en een gezicht met een brede glimlach.

Lameirinhas & Vloeimans, olé!

Het Beauforthuis in Austerlitz barstte donderdagavond uit zijn voegen, schudde op zijn fundamenten en buitelde over de kop. Hoe kun je navertellen wat hier gebeurde, vroegen M en ik elkaar in de hutjemutje overvolle, opééngepakte, zwetende ruimte waar de muzikanten één werden met het publiek dat met een drankje in de hand nagenoeg bij elkaar op schoot zat. De hele mensenmassa vatte vlam, er ontstond een ongekende kruisbestuiving, er barstte vuurwerk los en iedereen vloog uit zijn dak, in ritmische trance, de broers Lameirinhas, Eric Vloeimans, de Argentijnse pianist Juan Pablo Dobal en de opzwepende slagwerker Michael Vatcher incluis. Dit had niemand voorzien.

Eénmalige sensatie, met geen woorden na te vertellen, met geen cd terug te roepen. Omdat M bijna jarig is beluisterde ik alle fragmenten van hun laatste cd’s maar die bieden niet de uitbundige spetters en improvisaties die wij life beluisterd hadden. De cd’s zijn gelijkmatig en glad en missen de aanzwellende zang van Fernando die probeert om de brutale trompet van Eric nog te overstemmen; Eric die swingend uit z’n dak gaat. Whoe-oe-oe! Op volle kracht, feilloos zuiver en recht de zaal in. Dàt is nog eens blazen!

Ik vroeg me geregeld af wat een trompet met fado van doen heeft. Niets! Traditioneel bezien vloekt het zelfs een beetje. Trompet en de stem van Fernando leken aanvankelijk elk hun eigen weg te gaan, maar kwamen telkens weer onverwacht samen als hun beider geluid verrassend harmonieus inéén vloeide. Hoe moet ik het zeggen: als Fernando hard zingt krijgt zijn stem dezelfde klank als de kleur die Eric uit zijn trompet weet te blazen. Toeval of opzettelijk gekozen? De stukken begonnen ook vaak als fluweel (zoals op de cd’s) om al doende jazzy en opgezweept te verlopen en als orkaan te eindigen, soms in een mix van stijlen: fado, caribisch, jazz…

Dit was muziek maken in opperst plezier!