Pluisjes laatste daad

Wie mij tot inkeer bracht weer op eigen benen te leven was katertje Pluis. Rond kerstmis begon hij te sukkelen en haarballen te spuwen. Meestal ging dit wel over, maar deze keer niet. Half januari ging ik met hem naar de DA. Bloedonderzoekjes, haarbaloplossers, pilletjes voor de poep, geen verbetering. Op 24 februari kwam de uitslag van de de universiteitskliniek: kanker rond zijn maag en op 16 maart liet hij duidelijk merken dat hij – broodmager en uitgeteerd – toe was aan zijn terminale spuitje. Diezelfde middag heb ik  Martijntje gebeld of ze de volgende morgen kon komen.

Pluis stierf, rustig liggend in zijn mandje, 1 maand voor zijn 20ste verjaardag, nadat hij nog 14 leuke dagen had gehad dankzij de medicinale wiet. Eerst had hij Yoeko begroet, daarna was hij wankelend op mijn bureau geklommen om mij mauwend neusjes te geven, wat hij anders nooit deed. Twee avonden eerder had hij duidelijk aangegeven dat ik hem moest dragen en dat hij in mijn armen het hele huis nog eens wilde zien. Hij wilde ook nog een keer door Yoeko worden gewassen, wat de hond geduldig deed. Deze week niet van zijn ziekbed. Pluis kwam hier toen hij 8 weken was. Hoe teruggetrokken soms ook, hij had 20 jaar deel uitgemaakt van mijn leven.

Diezelfde morgen had ik een bijeenkomst waar ook mijn LAT aanwezig zou zijn. Ik belde de meeting af zonder te vertellen wat hiervan de reden was want ik had geen zin in gezeur. Inge was bij me en dat voelde prettig. Ik kon het vooruitzicht niet verdragen dat mijn vriend na de meeting langs zou komen. Ik heb dagen gewacht met hem vertellen dat Pluis was overleden, hetgeen dus betekende dat we emotioneel geen goede relatie hadden. Dat zo’n heel klein katertje mij dit als laatste hint meegaf was bijzonder.