Gaaf mens, die Pfeijffer

Sophie Hilbrand, hoog gewaardeerd in alle kreukels, vind ik niet te pruimen in haar zaterdagse leutprogram waarvan ik nu 1 1/4 aflevering heb gezien. Mens, houd je bij je fantastische spuit&slik achtige thema’s waarin je formidabel bent! Maar dit terzijde. Ik zapte weg.

Op Canvas trof ik onder de titel ‘Alleen Elvis blijft bestaan’, een bijna 2 uur durende zomergastuitzending onder leiding van Thomas Vanderveken. De gast was Ilja Leonard Pfeijffer, ooit schrijvende bohémien van het zuiverste water die uit was op ophef en dronkenmansvertier. Maar ik genoot indertijd al van zijn Harde Feiten, waarin hij 100 romans bundelde van minder dan 500 woorden.

De laatste jaren heeft hij zich, door zijn lief gesteund, omgetoverd tot een oprechte persoonlijkheid, de schaamte voorbij, die om gelukkig te zijn geen andere gedaante meer hoeft aan te nemen dan zijn eigen wezen. Hij blijkt een buitengewoon warmvoelende intelligente schrijver die diepgaande zaken over de toekomst met vluchtelingen te vertellen heeft. Zijn aangename stem, die perfect geformuleerde zinnen zonder één hapering uitspreekt, is muziek om naar te luisteren. Hij vertelt even boeiend als hij schrijft

Plannen

Opnieuw met de kippen op stok. Om half negen maakte ik de laatste avondronde met Yoeko. Naar bed met de krant. Ik slaagde er niet in hem helemaal uit te lezen, hoewel ik de hele dag niets noemenswaardigers had gedaan dan vrienden mailen die ik verwaarloosd had, enkele telefoontjes plegen en twee volgende bureauladen uitmesten. Ik had een vrije dag.

In ongekend tempo dwarrelt het blad uit de bomen. De berken zijn leeg. De walnoot verkleurde in drie dagen zwart en is nagenoeg kaal. Idem met de tamme kastanjes die ook hun scherpe bolsters hebben laten vallen. Ik heb ze met een tang geopend en er de dikke kastanjes uitgehaald voor de eekhoorn. Die haalt er zijn neus voor op als er ook walnoten in zijn bakje liggen. Maar de handige bosmuis was me dankbaar. Hij wipt de kastanjes met zijn neus uit het bakje en sleept ze mee naar zijn hol in het tuinhuis waar hij als dank voor het verpozen de schillen en doppen achterlaat.

Vanmorgen zittend ontbeten. In geen weken meer gedaan. Mezelf de laatste eitjes gekookt van eigen kipjes die winterstop houden na de vruchtbare oogst van 600 stuks.

Rust helpt. Minder last van rug en schouders. Als pure vrijetijdsbesteding het onvolprezen kippenforum weer eens bezocht. Ik schrik telkens van de vele ziekten en ongemakken die kippen kunnen overkomen en dank de hemel dat de mijne (afkloppen!) nog steeds gezond, vrolijk en tevreden zijn.

Vanavond begint de laatste jaargang van Downton Abbey. Vroeger keek ik er zelden naar, maar ik ben de fraai gefilmde beelden en ijzersterke cast gaan waarderen. Zal de leeftijd wel zijn. De eeuwigdurende Paul de Leeuw zou ik met zijn geblèr aan het spit willen rijgen. Klein stukje van Baas Raymann gekeken, die Tante S vervangt. Ook al zo’n opgewonden ADHD-bedoening geworden. Als het maar schreeuwt en over woorden struikelt, schijnt het humor te zijn.

Van twee vriendinnen, die elkaar niet kennen, vernam ik dat hun museumbezoek (Zwolle en Amsterdam) door overweldigende drukte geen pretje was geweest, en dat de schilderijen – door mensen vijf rijen dik voor hun snufferd – nauwelijks waren te zien. In de NRC gisteravond stond een ingezonden brief die hetzelfde meldde. Massaliteit en lekker dringen schijnt reuze in te zijn. Ik ga alles mijden wat ik volgens de media ‘moet‘ hebben gezien en kan prima op mijn herinneringen teren.

 

Marigold Hotel

Omdat ik had gelezen dat er erg veel straatbeeld uit Jaipur was te zien, heb ik de film Marigold Hotel gekeken. Het verhaaltje was mager, maar als je wilt weten hoe zo’n Indiase stad voelt met koeien, geiten, kippen, bedelende kinderen, verkeer, oploopjes, optochten en Indiërs die hoofdwiebelend ‘nee’ knikken wat ‘ja’ betekent, ongeplaveide wegen vol stofwolken, moorddadig verkeer op de hoofdweg, rikshaw’s, tuktuks en herrie, dan loont hij de moeite. Voor mij was het één groot feest van herkenning. Ook het vervallen hotel in een beeldschoon gebouw, vol kapotte meubels in de eertijds fraaie binnentuin, en duiven die in lege kamers hokten, toonden de werkelijkheid zoals ik hem daar heb gezien. This is India, madam! zei ik tegen mezelf en het werd anderhalf uur genieten.

Hindernissen en wol

De gordelroosplek heeft zich niet uitgebreid. Dit pleit – vermoed ik – voor mijn conditie. Krijg steeds meer respekt voor Inge die grote plakkaten had van oksel tot navel en wekenlang zware pijnklachten hield. Toch bleef ze komen. Mijn piepkleine plekje geeft vooral een soms pijnlijk stijve nek, maar een zijden sjaaltje helpt beter dan een smeersel. Ik word ‘s-nachts een paar keer wakker en weet dan meteen: niet krabben!

Feest vrijdag goed volgehouden ook al was het mijn eerste grote partij zonder JW. Pijnlijke eenzaamheid, maar het gezelschap was aangenaam. Ik trof een echtpaar aan tafel met een pup op komst. Voldoende gesprekstof omdat ze ook veel van kippen wisten. Grote verrassing: het waren rokers. Tussen de gangen door slopen we even de straat op in de bijna zwoele avond. Ook dat schiep een band.

Op het laatste moment tot reizen per trein besloten. Goede keuze want Utrecht was overvol vanwege het uitreiken van de gouden kalveren. Mede-feestgangers vertelden dat de route was omgelegd en dat er amper een plek te vinden was. Mijn loopje naar het station was dan ook een stuk korter dan zij hadden te gaan.

Kennen jullie die nylonkousen met elastiek? Daarmee kreeg ik ruzie. Omdat mijn kamer nog steeds geblokkeerd staat door meubilair uit andere vertrekken, kon ik niet makkelijk in mijn kasten. Toen ik die nylons aantrok wist ik al dat ze rampspoed gingen geven, maar ik had geen moed de boel te verbouwen. Op hoop van zegen dan maar.

De rechter kous slobberde al naar beneden nog voordat ik het feest had bereikt. Ik droeg hoge laarzen en propte midden op straat de zakkerd tussen de rand. Nu moest ik er alleen nog voor waken dat mijn rok niet zou opwippen. Eén grijsgekousde knie en één blote leek me zelfs voor mijn doen idioot.

Een tweede vreselijk iets betrof mijn keurige jurkje. Het kwam uit de overstroomde kamer, en, hoewel ik het dagen had laten luchten bleef het naar mijn idee muf ruiken. Ik besloot er een waasje parfum op te spuiten uit een fles die nog van mijn moeder was geweest. Laat ik je zeggen: Dior verschraalt absoluut niet! Ik schrok me wezenloos. Ik, die zwaar geparfumeerde dames verafschuw, ging op stap als indringende geurvlag wat ook niet in drie woorden viel te verklaren. Ik besloot me niet te schamen en, warme avond of niet, de wollen omslagdoek maar om me heen te trekken. Alsof dit hielp!

Het enige goede waar parfum nog voor kan dienen, is ter vervanging van mottenballen of strips die zo specifiek zuinig ruiken. Motten hebben een pesthekel aan elke sterke lucht, leerde ik in India. Om kashmier (of andere wollen) kledingstukken te beschermen is het eleganter om aangenamere geuren te gebruiken. Men neme simpelweg een inlegkruisje, sprietst dit vol geur en legt het tussen de sjaals of truien.

Nu ik toch huishoudelijk ben: wassen doe je deze tere wolsoorten nooit met zeep. Je spoelt ze, zonder wrijven of wringen, voorzichtig uit in lauw water met een royale scheut gezeefd citroensap. Citroen ontvet; werkt als het ware als biotex maar houdt door het zuur de wolvezels zacht, terwijl alle zepen basisch zijn. Buiten drogen in de wind en niet bij de verwarming.